Annotatie
20 oktober 2025
Uitspraak
Partijdigheid en vertrouwelijke informatie in beëindigingsbericht resulteren in schorsing mediator
Klager en zijn ex-partner hadden de mediator gevraagd hen bij te staan bij het opstellen van een convenant en ouderschapsplan voor hun dochter. Dat liep niet zoals klager zich dat had voorgesteld en hij diende een klacht in tegen de mediator. De Tuchtcommissie kwam in haar uitspraak in deze zaak (M-2025-3) tot de conclusie dat twee van de vijf klachten gegrond waren. Ik zal eerst de klachten bespreken die volgens de Tuchtcommissie ongegrond waren.
De mediator kende de vader van de ex-partner van klager. Dat zou de schijn van belangenverstrengeling met zich kunnen brengen. Maar omdat de mediator dit tijdens het eerste telefonische contact met klager had besproken en het punt ook aan de orde had gesteld tijdens de eerste kennismakingsbijeenkomst met partijen gezamenlijk, viel de mediator hier niets te verwijten. Toen de mediation begon, wist klager immers op welke wijze de mediator een relatie had met zijn schoonfamilie, en hij had daartegen geen bezwaar gemaakt.
Bovendien zou de mediator niet neutraal zijn geweest omdat zij partijen wees op de gevolgen in het geval klager naast zijn ex-partner ook het gezag over hun dochter zou krijgen. Dit was voor klager een belangrijk punt. De ex-partner wilde dat niet, omdat klager de Marokkaanse nationaliteit had en de dochter daarmee volgens Marokkaans recht ook die nationaliteit zou krijgen. Volgens klager had de mediator partijen hierover niet mogen informeren. “Het gaat hier om een punt waarbij van rechtswege bepaalde rechtsgevolgen (kunnen) intreden”, aldus de Tuchtcommissie. Door partijen hierover te informeren zoals zij heeft gedaan, heeft de mediator ervoor zorggedragen dat de partijen zich een weloverwogen beeld konden vormen en hun positie konden bepalen, zo redeneerde de Tuchtcommissie. De Tuchtcommissie volgt hier de weg die zij eerder in familiezaken heeft ingeslagen, namelijk dat de mediator een verder gaande adviseringsplicht heeft als partijen overwegen een beslissing te nemen met onomkeerbare rechtsgevolgen.[1]
De klacht dat de mediator zich niet professioneel presenteerde omdat zij tijdens de mediationbijeenkomst in trainingsbroek verscheen en tot tweemaal toe een privé telefoongesprek voerde, zag de Tuchtcommissie door de vingers. De Tuchtcommissie honoreerde het verweer van de mediator dat de mediationbijeenkomst ’s avonds had plaats gevonden en dat zij partijen vooraf had gezegd dat zij mogelijk privé zou worden gebeld.
Dan nu de twee klachten waarin de Tuchtcommissie klager wel volgde. In de eerste plaats rekende de Tuchtcommissie het de mediator aan dat zij klager de indruk had gegeven dat zij niet onpartijdig was en hem anders behandelde dan zijn ex-partner. Volgens klager intervenieerde de mediator niet wanneer zijn ex-partner aan het woord was en liet zij haar vrij begaan, terwijl zij dat wel telkens deed wanneer klager het woord had. De mediator bevestigde dat zij klager een aantal keren had verzocht zijn toon te matigen om te luisteren naar zijn ex-partner. De mediator ging in haar verweerschrift ook niet in op de kern van dit klachtonderdeel, namelijk dat klager deze werkwijze van de mediator als niet neutraal en niet onpartijdig had ervaren. Omdat zij niet nader had toegelicht welke afwegingen zij maakte bij haar keuze uit de tot haar beschikking staande interventietechnieken, overwoog de Tuchtcommissie dat het er voor moest worden gehouden “(…) dat de mediator heeft volstaan met klager aan te spreken om zijn toon te matigen en te luisteren naar zijn ex-partner.” De Tuchtcommissie vond het daarom niet onbegrijpelijk dat klager deze werkwijze als niet neutraal heeft ervaren en daarmee bij hem de schijn van partijdigheid is gewekt. “Dat klager volgens de mediator boos was en schreeuwde maakt dit alles niet anders”, aldus de Tuchtcommissie. Hierbij overwoog de Tuchtcommissie verder dat dit een bij mediation niet ongebruikelijke situatie is waarin een mediator bij uitstek met gebruikmaking van de tot de eigen competentie behorende interventies een taak heeft. Ook omdat een nadere reflectie van de mediator op de keuze voor de ingezette interventie in haar verweer ontbrak, volgde de Tuchtcommissie klager in dit klachtonderdeel.
Verder oordeelde de Tuchtcommissie dat het beëindigingsbericht niet aan de eisen van vertrouwelijk voldeed. (Ook in deze zaak sprak de Tuchtcommissie overigens in één adem over het aspect van vertrouwelijkheid en de van neutraliteit.[2]) Wat daarvan zij, het beëindigingsbericht was uitgebreid. Het bevatte een inhoudelijke weergave van de twee gehouden mediationbijeenkomsten, het vermeldde dat het feit dat klager zich uit de mediation had teruggetrokken de reden van beëindiging was. Ook was daaraan een bijlage gehecht van het concept ouderschapsplan. Het is vaste jurisprudentie van de Tuchtcommissie dat het eindbericht niet onder de vertrouwelijkheid van de mediation valt. Daarom zou het nauwelijks meer mogen bevatten dan de bevestiging dat de mediation is geëindigd en met ingang van welke datum. Dat de mediator daarin tot slot nog opmerkte dat zij haar declaratie op korte termijn aan partijen zou sturen en de samenwerking met hen op prijs heeft gesteld (sic!), zal de Tuchtcommissie in voorkomend geval de mediator niet euvel duiden. Het is begrijpelijk dat de mediator op zoek gaat naar een haakje waaraan hij[3] zijn beëindigingsbericht kan ophangen indien hij of één van de partijen de mediation beëindigt. Een eenvoudige oplossing hiervoor is om ieder van de partijen voorafgaande aan de verzending van het beëindigingsbericht te bellen en met hen kort de beëindiging van de mediation te bespreken, natuurlijk met inachtneming van zijn neutraliteit. Vervolgens kan in het beëindigingsbericht worden verwezen naar deze telefoongesprekken, zonder in te gaan op wat daarin is besproken, bij voorbeeld als volgt: “Onder verwijzing naar de telefoongesprekken die ik met ieder van u op (…) en op (…) heb gevoerd, bevestig ik hierbij (…), etc.” Maar er zijn ook hier meer wegen die naar Rome leiden, hoewel ook weer niet zo heel veel.
De Tuchtcommissie legde een zware maatregel op, namelijk die van een voorwaardelijke schorsing van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. Hierbij liet de Tuchtcommissie meewegen dat de mediator in twee eerdere zaken al een waarschuwing en een berisping was opgelegd.
[1] Zie B-2015-1 en B-2015-3.
[2] Zie ook M-2025-1 en M-2025-2 en mijn commentaar op die zaken.
[3] Waar in deze context ‘hij’ staat, kan ook ‘zij’ of ‘hen’ gelezen worden.
