Naar boven ↑

Annotatie

mr. A. Schaberg
19 mei 2021

Uitspraak

Onduidelijkheid rol mediator

In deze zaak (M-2020-13)  gaat het in de kern om de vraag of de mediator  optrad als de door de rechtbank aangewezen ouderschapsbemiddelaar of als MfN-registermediator (of beiden)?[1] In de eerste hoedanigheid moet de mediator inhoudelijk rapporteren aan de rechtbank wanneer het traject niet goed verloopt en de ouders dus niet tot een minnelijke regeling komen, met een afschrift aan de Raad voor de Kinderbescherming. In de tweede hoedanigheid is de mediator geen hulpverlener, maar een neutrale en onpartijdige derde die, optredend als MfN-registermediator de Gedragsregels moet naleven. Zoals in deze zaak vooral die betreffende  autonomie van partijen en geheimhouding.  Daarin zit weinig tot geen ruimte voor enige rekkelijkheid en moet de mediator die strikt naleven. Zoals de Tuchtcommissie overwoog, moeten “Voor conflictpartijen … de spelregels en waarborgen volstrekt helder zijn.” Ook voorafgaande aan het sluiten van een mogelijke mediationovereenkomst moet de mediator al direct duidelijk, of wel: transparant zijn over zijn rol tijdens de intakefase van het mediationproces. Omdat de mediator zich vanaf de eerste contacten met partijen (ook) heeft geafficheerd als MfN-registermediator en het doel ook was om een mediationovereenkomst te sluiten, waren de Gedragsregels vanaf die eerste contacten (al) van toepassing.[2] Maar ondanks de twee door de mediator met partijen gevoerde gesprekken is het toch niet tot een formele mediation, op basis van een door alle partijen gesloten mediationovereenkomst, gekomen.

De mediator had na de verwijzing door de rechtbank tijdens de eerste gesprekken met partijen heel duidelijk moeten zijn over zijn rol, namelijk die van ouderschapsbemiddelaar en ambulant hulpverlener en niet die van MfN-registermediator  “en hen op zijn minst ook volledig over de discrepantie tussen beide rollen moeten informeren”, aldus de Tuchtcommissie. Als ouderschapsbemiddelaar wordt informatie uitgewisseld met andere jeugdzorginstanties en wordt dus ook inhoudelijk verslag uitgebracht aan de rechtbank. Als mediator is dit uit den boze, ook dus in de intakefase.

De Tuchtcommissie overwoog in dit verband overigens nog het volgende: “Deze rollen van hulpverlener en mediator verdragen zich hoe dan ook niet naast elkaar en dienen niet in combinatie met elkaar te worden vervuld”. En de Tuchtcommissie gaat verder: “Waar de mediator in dit geval de rollen in elkaar had willen laten overlopen …, had zij dit nadrukkelijk met partijen moeten afstemmen en hierop hun uitdrukkelijke instemming moeten verkrijgen, hetgeen zij heeft nagelaten.”[3]

Klager heeft de Tuchtcommissie er overigens niet van kunnen overtuigen dat de mediator haar geheimhoudingsverplichting had geschonden. De mediator had verklaard dat zij aan de instanties, die zij in verband met de zorg voor de dochter op eigen initiatief had benaderd, de gezinssituatie slechts anoniem had voorgelegd. En de vragen van Veilig Thuis zou de mediator in haar rol als ouderschapsbemiddelaar hebben beantwoord. Verder zou uit de beschikking van de rechtbank zelf voor partijen al duidelijk zijn geweest  dat de mediator verslag aan de rechtbank moest uitbrengen. Maar ik vraag mij toch af: als de Gedragsregels van toepassing zijn, dan toch ook die met betrekking tot geheimhouding betreffende vanaf de intakefase verkregen informatie, zelfs al komt het uiteindelijk niet tot een mediation? En wel strikte naleving daarvan. Dat zou nog anders kunnen zijn als daarover aan het begin van de intakefase, juist vanwege de mogelijke dubbelrol van de mediator, expliciet voor specifieke situaties uitzonderingen worden gemaakt.

De Tuchtcommissie kwam uiteindelijk tot de conclusie dat een maatregel van een waarschuwing passend was. 

[1] Zie ook over rolwisseling en rolvermenging mijn annotaties in deze Tuchtrecht Updates van de zaken M-2020-10 en M-2020-12 en de in die annotaties in de voetnoten genoemde verwijzingen. 

[2] Ook tijdens de intakefase van de Mediation zijn de Gedragsregels van toepassing. Zie ook mijn annotatie in Tijdschrift Conflicthantering 2013, nr. 5/ M-2013-3.

[3] In mijn annotaties in deze Tuchtrecht Updates van de zaken M-2020-10- en M-2020-12 merkte ik al op dat ik overigens geen voorstander ben van dit soort rolwisseling.