Annotatie
21 juli 2025
Uitspraak
Geen specificatieplicht werkzaamheden bij voldoende voorafgaande transparantie bij vaste prijsafspraak
“Voor een dubbeltje op de eerste rang”, daaraan moet ik denken bij het lezen van de uitspraak van de Tuchtcommissie in een echtscheidingszaak (M-2024-11). Het gaat in deze zaak om drie klachten. In de eerste plaats zou de mediator niet transparant zijn geweest (Gedragsregel 2). In de tweede plaats verweten klagers de mediator incompetentie (Gedragsregel 7). En in de derde plaats zou de mediator haar declaratie inzichtelijk hebben moeten maken (Gedragsregel 9). De Tuchtcommissie verwees alle klachten naar het rijk der fabelen. Voor zover ik kan overzien: terecht.
Gedragsregel 2 bepaalt dat de mediator duidelijkheid moet verschaffen over het mediationproces en zijn eigen rol daarin. Tijdens een kennismakingsgesprek met partijen heeft de mediator hun verschillende opties voorgehouden over de wijze waarop zij de mediation zou begeleiden en wat dat zou betekenen voor de kosten die klagers daarvoor zouden moeten maken. De mediator kon werken op basis van een uurtarief (‘uurtje maal factuurtje’ in de volksmond) of voor een vast tarief. In het laatste geval kon voor twee opties worden gekozen. Een vast tarief met begeleiding en een vaste prijs zonder begeleiding. Wat beide opties precies inhielden, heeft de mediator uitvoerig met partijen besproken. Partijen kozen voor het goedkoopste tarief: zonder begeleiding. Dat betekende dat de mediator een intakegesprek met partijen zou voeren alsmede “(…)controle, opmaken scheidingsconvenant, alimentatiebepaling, procedurele afhandeling & advocaat”, zo vermeldde een lijst met tarieven die tijdens het kennismakingsgesprek op tafel lag. De mediator heeft dit later in een e-mail bevestigd. Ook in de mediationovereenkomst werden het vaste tarief en de daar tegenover staande werkzaamheden vermeld. Hoewel een echtscheiding wel iets anders is dan het kopen van een nieuwe auto aan de hand van een prijslijst met allerlei opties, kan de mediator niet worden verweten niet transparant te zijn geweest over de door haar mogelijk te leveren diensten, en tegen welke prijs. Klagers betwistten volgens de Tuchtcommissie ook niet dat zij tegen de mediator hebben gezegd dat zij behoefte hadden aan bemiddeling door één of meerdere gesprekken met de mediator “omdat zij op één lijn zaten en wisten wat zij wilden”. De Tuchtcommissie overwoog in dit verband ook: “Voor zover klagers voor de vaste prijs meer begeleiding van de mediator hadden verwacht, is dat dan ook niet terecht.” Achteraf stelden klagers dat zij “andere” begeleiding van de mediator hadden verwacht. Voor hen zou niet duidelijk zijn geweest dat de begeleiding feitelijk beperkt zou blijven tot het invullen van formulieren die veelal ook op het internet te vinden zijn. Klagers zouden de diensten van de mediator als een invuloefening, of wel ‘secretaressewerk’, hebben ervaren, wat zij naar eigen zeggen even goed zelf hadden kunnen doen. Zij verweten de mediator dat zij hen daarop niet heeft gewezen. De Tuchtcommissie volgt klagers hier ook niet. “Klagers stellen namelijk dat hun hulpvraag verder strekt dan het invullen van formulieren. Zij wilden - in de woorden van klagers - dat alles netjes en zorgvuldig zou verlopen en dat zij geen dingen over het hoofd zouden zien die later tot conflicten konden leiden.” Dit heeft klaagster ter zitting ook nader verklaard.
Na het intakegesprek bleek er toch onenigheid te ontstaan over de afspraken die klagers over de bestemming van hun woning hadden gemaakt. In het bijzonder bestond die over de vraag onder welke voorwaarden klager na de echtscheiding nog in de echtelijke woning zou kunnen verblijven zolang hij nog geen eigen woning zou hebben gevonden. Maar op basis van de goede verstandhouding tussen partijen en het soort vragen daarover van klaagster aan de mediator, mocht de mediator er volgens de Tuchtcommissie vanuit gaan dat het wel goed zou komen met de woonsituatie van klager (zodat zij daarop niet actief hoefde te interveniëren, toevoeging AS). Ook de omstandigheid dat op dit punt naar zeggen van klaagster blijkens een e-mail van haar geen aanpassing in het convenant nodig was, rechtvaardigde volgens de Tuchtcommissie dat de vragen van klaagster en de mogelijke conflictsituatie op dat moment niet zo urgent was.
Nu bleek er ook nog een hond in het spel te zijn. Ook daarover was tijdens het kennismakingsgesprek voorafgaande aan de mediation gesproken, zo bleek uit de aantekeningen van de mediator van dat gesprek. Volgens klagers had de mediator meer aandacht aan de hond moeten besteden. Maar de Tuchtcommissie heeft vastgesteld dat tijdens het kennismakingsgesprek niet bleek dat die hond voorwerp van een conflict tussen partijen zou worden “en evenmin wat dat potentiële conflict dan wel zou kunnen zijn”, aldus de Tuchtcommissie. Daarom valt de mediator ook hier niets te verwijten. “Dit nog daargelaten dat klagers hebben gekozen voor beperkte begeleiding met één gesprek”, zo voegt de Tuchtcommissie hier fijntjes aan toe.
Ook de tweede klacht van klagers dat de mediator de competentie miste de mediation naar behoren te begeleiden ging dus niet op. Wat betreft deze klacht was het belangrijkste verwijt dat de mediator traag en slordig zou zijn geweest. Het lijkt dat klagers er vanuit gingen dat de mediator hen met een druk op de knop direct zou bedienen, anders gezegd: “U vraagt, wij draaien”. Tien dagen na het intakegesprek leverde de mediator een eerste concept-convenant aan, terwijl gesteld noch gebleken is dat klagers met haar hadden afgesproken dat zij dat eerder hadden moeten doen. De mediator heeft vervolgens binnen twee dagen na ontvangst daarvan de op- en aanmerkingen van klagers op dat concept verwerkt en het aangepaste concept aangeleverd, nota bene onder grote druk vanwege belastende persoonlijke omstandigheden. Klagers konden er namelijk geen begrip voor opbrengen dat het aanleveren van het aangepaste concept-convenant door die omstandigheden wat meer tijd zou vergen. “Om te komen tot een definitief convenant is [het] niet ongebruikelijk dat een concept meerdere aanpassingen behoeft en een paar keer heen en weer gaat. Een concept hoeft niet in één keer volledig goed te zijn.”, overwoog de Tuchtcommissie overigens geheel terecht over de vermeende slordigheden van de mediator. “Het aantal door klagers voorgestelde correcties en de inhoud van die correcties geven geen blijk van incompetentie van de mediator. (…) Niet in geschil is dat de mediator de correcties goed heeft verwerkt en dat de inhoud daarvan niet meer tot discussie heeft geleid. (…) De Tuchtcommissie is van oordeel dat de mediator traag noch slordig heeft gehandeld”, zo besloot de Tuchtcommissie haar overwegingen in dit verband. Voor de volledigheid: slechts elf dagen na het opmaken van het eerste concept convenant hebben partijen het definitieve convenant ondertekend.
Er ontspon zich ook nog een discussie over vermeend meerwerk. De mediator liet vragen daarover onbeantwoord. Ook dit zou volgens klagers ondeskundig zijn geweest. In r.o. 4.9 van haar uitspraak motiveert de Tuchtcommissie uitgebreid de afwijzing van ook dit verwijt. Ik volsta met op te merken dat klagers niet alleen voor een dubbeltje op de eerste rij wilden zitten, maar kennelijk ook spijkers op laag water zochten.
Tot slot de klacht over het feit dat de declaratie van de mediator niet was gespecificeerd. Weliswaar bepaalt Gedragsregel 9.5 dat de mediator voor een duidelijke, inzichtelijke declaratie moet zorgen, volgens de Tuchtcommissie hoeft dat in geval van een vaste prijsafspraak niet. Dit is ook daarom begrijpelijk, omdat de mediator voorafgaande aan de mediation de werkzaamheden die zij voor de vaste prijs zou verrichten al inzichtelijk had gemaakt, voeg ik daaraan toe. Dit zou anders zijn, zo overwoog de Tuchtcommissie nog, indien de mediator kosten voor meerwerk in rekening zou hebben gebracht. Die zou zij dan hebben moeten specificeren. Maar daarvan was geen sprake. Bij een vaste prijsafspraak kan het mee- en tegenvallen, voor beide partijen. Dat is nu eenmaal het idee dat ten grondslag ligt aan zo’n afspraak. En vooral partijen biedt het zekerheid dat de mediation niet te veel in de papieren gaat lopen. Een specificatie van de verrichte werkzaamheden zou voor partijen dan alleen dienen om vast te stellen of de vaste prijsafspraak voor hen goed of slecht heeft uitgepakt. Of zouden klagers in dit geval de declaratie van de mediator ter discussie hebben willen stellen indien hen achteraf zou zijn gebleken dat ze goedkoper uit waren geweest zonder zo’n vaste prijsafspraak? Maar dat zouden ze vast en zeker niet hebben gedaan als het omgekeerde zou blijken. Niet alleen voor een dubbeltje op de eerste rang en spijkers op laag water zoeken, maar ook van twee walletjes willen eten, besluit ik de in dit commentaar vervatte trilogie van tegeltjeswijsheden.