Naar boven ↑

Annotatie

mr. A. Schaberg
9 januari 2023

Uitspraak

Klager verwijt mediator in strijd te handelen met vele Gedragsregels

Met hagel schieten, en dan hopen dat je doel treft. Dat moet klager hebben gedacht bij zijn poging de mediator er toe te bewegen haar declaratie te matigen, of zelfs betaling daarvan helemaal te laten lopen, toen hij zich tot de Tuchtcommissie wendde en de mediator verweet in strijd met zo’n beetje alle Gedragsregels te hebben gehandeld. Als mediator maak je je in zo’n zaak toch zorgen: je weet maar nooit. Niemand is immers perfect, iedereen maakt fouten. In haar uitspraak (M-2022-4) behandelde de Tuchtcommissie ieder klachtonderdeel minutieus, om ze vervolgens één voor één af te wijzen. Monnikenwerk van de Tuchtcommissie dus.  

Op enig moment na beëindiging van de mediation, en kort nadat de mediator haar gespecificeerde en overeenkomstig de daarover in de mediationovereenkomst gemaakte afspraken declaratie had verzonden, diende klager een klacht in bij het MfN-register. Klaarblijkelijk omdat hij naar zijn zin te lang had moeten wachten op antwoorden op zijn vragen over die declaratie.

Volgens klager had de mediator zich niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend mediator gedragen. Dat onderbouwde hij door te stellen dat zij er tijdens het klachtgesprek met de klachtbehandelaar van het MfN-register blijk van gaf niet of slechts in beperkte mate over gespreks- en interventievaardigheden te beschikken, omdat zij na het einde van de mediation geen poging deed om met hem in gesprek te gaan, en omdat zij geen zelfreflectie toonde maar, in tegendeel (toevoeging, AS), op rigide wijze een incassoprocedure tegen hem te starten. Maar ook over haar optreden tijdens de mediation zelf had klager het nodige aan te merken. Alles bij elkaar leidde dat volgens klager er toe dat de mediator in strijd had gehandeld met de Gedragsregels 1 (Beroepsethiek en integriteit), 2 (Transparantie), 3 (Partijautonomie), 5 (Onpartijdigheid), 7 (Competentie), 8 (Werkwijze) en 9 (Tarief en kosten). De Tuchtcommissie verwees alle klachten, voor zover ik kan overzien terecht, naar het rijk der fabelen.

In haar beoordeling ging de Tuchtcommissie eerst in op het formele verweer van de mediator, namelijk dat de Tuchtcommissie de klacht reeds ongegrond zou moeten verklaren omdat klager de klacht- en tuchtprocedure zou hebben ingestoken met de bedoeling om een verlaging van de factuur af te dwingen. In dit verband overwoog de Tuchtcommissie terecht dat in tuchtrechtelijke procedures alleen kan worden geklaagd over een mogelijke schending van een Gedragsregel – in casu Gedragsregel 9 (Tarief en kosten)- dus onder andere over vastlegging van tariefafspraken en de mate van inzichtelijkheid van de declaratie. Maar via een tuchtprocedure kan geen verlaging van de declaratie worden afgedwongen. Daarvoor hebben we de civiele rechter. De Tuchtcommissie stelde in dit verband vast dat de klacht zich aanvankelijk inderdaad alleen richtte tegen de hoogte van de declaratie, maar dat klager nadien andere klachten had ingebracht. Ook stelde de Tuchtcommissie vast dat klager de mediation had beëindigd omdat hij niet tevreden was over de kwaliteit van de door de mediator geleverde diensten. “Op dat moment lag er nog geen factuur van de mediator”, aldus de Tuchtcommissie. Dus moest de Tuchtcommissie toch aan haar monnikenwerk beginnen.

Voor zover de klachten van klager zagen op de manier waarop de mediator zich na de beëindiging van de mediation opstelde, in het bijzonder tijdens de klachtbehandeling, overwoog de Tuchtcommissie dat de Gedragsregels een richtlijn zijn voor het gedrag van een mediator tijdens de mediation. Daaraan voegde de Tuchtcommissie terecht toe dat in sommige gevallen de Gedragsregels wel kunnen doorwerken na het einde van de mediation, bijvoorbeeld in de situatie dat sprake is van (dreigende) schending van de geheimhouding. Maar in ieder geval kan niet worden geklaagd over een schending van de Gedragsregels door de mediator tijdens de vertrouwelijke klachtbehandeling. “De klachtbehandeling van het MfN-register is ingesteld als een laagdrempelige procedure die ten doel heeft om tussen klager en de mediator tot een oplossing te komen. Zowel de klachtbehandelaar, als klager en de mediator, zijn verplicht tot geheimhouding van alle informatie die hen bij de behandeling van de klacht ter kennis is gekomen. Mediator en klager zijn alleen ontslagen uit de voor hen geldende geheimhoudingsplicht ten aanzien van informatie die nodig is om de klacht te kunnen behandelen”, voegt de Tuchtcommissie daar nog ter leering ende vermaeck aan toe. Verder geldt dat ook de informatie die tijdens de behandeling van de klacht uitgewisseld wordt, vertrouwelijk is. Alleen eventuele afspraken die tijdens de klachtprocedure zijn gemaakt, vallen niet onder de vertrouwelijkheid daarvan en kunnen wel worden ingebracht in een eventuele tuchtprocedure.

Dus voor zover de klachten van klager betrekking hadden op het handelen van de mediator in de klachtbehandeling van het MfN-register of na het einde van de mediation zijn die klachten volgens de Tuchtcommissie “reeds om die reden ongegrond”. Dan volgt een, zoals gezegd minutieuze, ontrafeling van alle overige klachtonderdelen van klager met als conclusie dat die ook allemaal ongegrond waren. Voornamelijk omdat die onvoldoende concreet of feitelijk onvoldoende onderbouwd waren.